Vrouwen tegen quota: "gelijke kansen, niet meer, niet minder"

Op 3 maart 2011

Gisteren joegen groenen, christendemocraten en socialisten in een ongezien ijltempo van 45 minuten hun compromistekst over genderquota in raden van bestuur van beursgenoteerde bedrijven door de Kamercommissie Handelsrecht. Na weken van hoorzittingen en debat vonden ze het zelfs niet meer nodig amendementen toe te laten op hun tekst: ze mochten zelfs niet besproken worden. Als de plenaire vergadering van de Kamer de tekst ook aanneemt, is het zover. Vanaf dan zal de overheid zich actief bemoeien met de samenstelling van de raden van bestuur van privébedrijven. Indien bedrijven niet voldoen aan de opgelegde genderquota, worden benoemingen van overheidswege nietig verklaard en kunnen raden van bestuur zelfs worden ontbonden.

Als N-VA hebben wij ons daar steeds tegen verzet. Tegenstanders schilderen ons dan ook graag af als reactionaire primaten die vrouwen het liefst aan het fornuis zien, met een paar bengels aan hun rokken, een stofzuiger in de linker- en een strijkijzer in de rechterhand. Een onzinnige karikatuur, waarmee zij de discussie ten gronde uit de weg gaan. Want de vraag is niet of er meer vrouwen in de top van het bedrijfsleven moeten komen. Daar is iedereen, ook de N-VA, het over eens. De echte discussie gaat niet over het doel, maar over het middel: actief overheidsingrijpen in privébedrijven.

Overheidsbemoeienis
Wij zijn van mening dat het niet aan de overheid is om te bepalen hoe de privésector zich organiseert. Hoe de overheid zichzelf organiseert, dat is haar eigen keuze. Daarom hebben wij geen enkel probleem met genderquota in de raden van bestuur van overheidsbedrijven. Sterker nog, wij dienden in de bevoegde Kamercommissie een amendement daarover in. Benoemingen in de raden van bestuur van overheidsbedrijven zouden daardoor niet alleen genderspecifiek worden, maar ook transparanter en met een verantwoordingsplicht. Op die manier worden de veelal politieke benoemingen in overheidsbedrijven uit de obscuriteit gehaald, en onderworpen aan de controle van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Maar groenen, christendemocraten en socialisten verwierpen het amendement zonder het nog maar te bekijken. Voor hen is blijkbaar niet alleen het geslacht van bestuurders van belang, maar ook hun politieke kleur…

Wie meent dat een dergelijke dwingende overheidsinmenging in privébedrijven geen enkele invloed op de marktwerking zal hebben, heeft het bij het verkeerde eind. Het Noorse voorbeeld, waar sinds 2003 genderquota in privébedrijven gelden, bewijst dit. Niet alleen daalden de beurskoersen op korte termijn met soms wel vijf procent; een honderdtal Noorse bedrijven verliet zelfs de beurs! De bedrijven die op de beurs bleven, zagen hun Tobin's Q, de verhouding tussen marktkapitalisatie en de vervangingskosten van activa, drastisch afnemen. Ze verloren met andere woorden ook aan marktwaarde op langere termijn. Die cijfers zijn geen waardeoordeel over de capaciteiten van vrouwelijke bestuurders, maar ondersteunen de hypothese dat de bedrijfsstructuur correleert met de marktwaarde en dat drastische en disproportionele wijzigingen in die structuur een negatieve economische impact hebben. Mochten de raden van bestuur onder overheidsdruk dertig procent van hun mannelijke bestuursleden vervangen door andere mannen, dan zou dat hetzelfde effect gehad hebben.

In plaats van de marktwerking scheef te trekken door artificieel een enorme vraag naar vrouwen te creëren, kan de overheid beter zorgen voor een voldoende aanbod aan gekwalificeerde vrouwen. Met name door de gendersegregatie van de arbeidsmarkt aan te pakken (vrouwen kiezen proportioneel meer voor zachtere sectoren zoals de non-profit, mannen voor hardere sectoren zoals het bedrijfsleven), de non-discriminatie bij aanwerving en promotie te waarborgen, de arbeidsflexibiliteit te bevorderen, een coherent gezinsbeleid te voeren en de genderbias aan te pakken (onderzoek wees uit dat de naam 'John' positiever wordt geëvalueerd dan de naam 'Jane'), … De overheid moet niet in de plaats treden van bedrijven en ze in een keurslijf dwingen, de overheid moet de voorwaarden scheppen waarin bedrijven zich kunnen ontplooien.

McKinsey, Goldman Sachs, Leeds University, … allemaal zijn ze het er over eens: bedrijven met vrouwen in hun raden van bestuur zijn competitiever, spelen beter in op veranderende marktomstandigheden, hebben minder kans op faling, creëren een grotere surplus … Bedrijven die willen groeien, hebben nood aan vervrouwelijking. Doordat de vraag op de markt spontaan groeit, zal ook het aanbod geleidelijk toenemen, zodat een nieuw marktevenwicht wordt bereikt. Bedrijven die niet met deze evolutie meegaan, zullen daarvan de gevolgen ondervinden. Dat proces zal misschien meer tijd vergen, maar het zal organisch verlopen en in overeenstemming zijn met de sociale en economische realiteit.

In een vrij land zijn het de aandeelhouders die de raden van bestuur verkiezen. Door quota beperkt de overheid deze keuzevrijheid, vermindert zij de vrije concurrentie tussen individuen en kan zij zelfs de autonome beslissingen van aandeelhouders vernietigen. In plaats van op het pad naar sociale gelijkheid, bevinden we ons plots op de weg naar verknechting. En trouwens, help je een vrouw als ze zich in zo'n raad van bestuur telkens weer moet afvragen of ze daar zit omwille van haar capaciteiten dan wel omdat ze toevallig een vrouw is? Wat ons betreft niet. Een vrouw met capaciteiten moet gelijke kansen hebben, niet minder, maar ook niet meer. Daarom: quota? Om zelf als jonge ambitieuze vrouwen ook maar eens een veel gehoorde kreet te gebruiken 'niet in onze naam!'

Hoe waardevol vond je dit artikel?

Geef hier je persoonlijke score in
De gemiddelde score is